De pijlen
Zoals je in het filmpje hierboven al kunt zien, stellen wij andere eisen aan onze pijlen dan het voetvolk onder de boogschutters. Het filmpje kun je het beste bekijken via https://youtu.be/CdLkEivLxGA omdat je dan in de inhoudsopgave in de beschrijving eronder meteen kunt klikken op het onderdeel dat je het interessantst vindt. Hieronder behandelen we eerst de meest voorkomende pijlen en hun geschiktheid voor het boogschieten te paard en daarna gaan we in op de speciale eisen die wij aan pijlen stellen.
Op deze pagina:
Carbon pijlen
De meeste boogschutters zijn het er wel over eens dat carbon het beste materiaal is om als schacht te gebruiken. Het is oersterk, hol van binnen, heerlijk licht en vliegt razendsnel door de lucht. Carbon heeft echter ook een eigenschap die het belangrijk maakt om erg alert te zijn op waar je (gemiste) pijlen belanden: als een pijl tijdens een training in het gras belandt en niet wordt teruggevonden, kan hij later worden kapotgemaaid door een grasmaaier.
Er belanden dan duizenden carbonvezels in het gras en één vezeltje kan al een ontzettend zwerende ontsteking als die in de huid van een dier (bijvoorbeeld een paard) belandt. Het is dan ook belangrijk om bij het schieten van carbonpijlen van te voren te tellen hoeveel je er gebruikt en er na de training zeker van te zijn dat je ze allemaal nog hebt.

Aluminium pijlen
ij koud weer voelen deze schachten ijskoud aan en bij warm weer kunnen ze in de zon gloeiend heet worden, maar dat is niet het belangrijkste nadeel. Bij normaal boogschieten vliegt de pijl in een rechte lijn om vervolgens in te slaan op een doel. Maar als een pijl zijwaarts vanaf een galopperend paard wordt geschoten, vliegt hij niet alleen voorwaarts, maar zit er ook zijwaartse beweging in.
Bij het inslaan in een doel wordt de punt vastgezet, maar de achterkant krijgt nog een flink zwiep opzij mee. En juist hierdoor is aluminium minder geschikt, want door die zwiep opzij is de kans groot dat er een kleine buiging in de schacht komt en die buiging is er niet meer uit te krijgen, waardoor je dus al snel een bos kromme pijlen hebt.

Houten pijlen
We begonnen met houten pijlen, maar omdat carbon zo veel beter schiet zijn we hierop overgeschakeld. Bij het bestellen van houten schachten kan vaak worden gekozen uit 9/32 inch, 5/16 (oftewel 10/32) inch en 11/32 inch. Met deze maten wordt de doorsnede van de pijl aangegeven en de doorsnede van de punten en de nokjes moet dus overeenkomen.
Het voordeel van dunnere schachten is dat ze lichter zijn en je er meer in je hand kunt passen. Een belangrijk nadeel is dat ze sneller breken. Wij gebruikten zelf schachten van 5/16 inch.
Houten schachten breken sneller dan de andere schachten die hier worden genoemd, maar een voordeel is dat je houten pijlen veel gemakkelijker kunt repareren. Zelfs als de schacht bij de punt breekt is dit met het juiste gereedschap nog te lijmen.

Bamboe pijlen
Toenemend in populariteit zijn de bamboeschachten. Ze zijn in langere maten verkrijgbaar dan de standaard houten schachten en kunnen meer hebben.
Bij temperaturen onder het vriespunt kan er echter beter niet mee worden geschoten omdat ze dan kunnen versplinteren. Bij het maken van pijlen van bamboe moet ook worden gelet op de diameter. De ene kant is dikker dan de andere kant. Hierbij moet de punt op de dikste kant worden gezet.

Lengte van de pijlschacht
Door onze grotere treklengte, moeten de pijlen vaak ook automatisch wat langer zijn. Houdt hier rekening mee bij de aanschaf! Een handelaar in boogschietartikelen neemt niet automatisch aan dat je een afwijkende techniek gaat gebruiken en als je hier niks over zegt zal hij je ondanks zijn beste bedoelingen te korte schachten kunnen verkopen. Laat dus zien tot waar je jouw boog trekt. Veel handelaren hebben een pijl met markeringen zodat ze kunnen zien welke lengte geschikt is.
Een pijl is duidelijk te kort als de achterkant van de punt bij het uittrekken binnen een centimeter van je booghand komt. Op een galopperend paard kun je altijd een schok met je peeshand maken en als je de boog dan per ongeluk verder uittrekt dan normaal wil je niet dat je punt achter je booghand komt waardoor je in je eigen hand kunt schieten. Te lange pijlen zijn ook niet handig, want een te lange pijl vertraagt het laden aanzienlijk. Gelukkig is een te lange schacht in te korten
Pijlveren
Net als traditionele boogschutters plakken wij drie veren op onze pijlen. Maar wij doen de veren wel een stuk verder naar voren op de pijl. Tussen de achterkant van de veer en het begin van het nokje zit 3 a 4 centimeter. Deze afstand houd je bij alle veren en alle pijlen hetzelfde door je verenplakker te markeren. Ook gebruiken we zo kort mogelijke veren (3 inch) omdat langere veren al snel een chaos geven als je meerdere pijlen tegelijk vasthoudt. Langere veren brengen ook meer gewicht aan de pijl en dat bemoeilijkt het snelnokken.
Sommigen experimenteren met vier veren zodat het niet meer uitmaakt hoe je de pijl nokt, maar dit geeft extra gewicht aan de pijl en is wat ons betreft dus niet aan te raden.



Nokjes
De nokjes spelen een heel belangrijke rol bij de snelnoktechniek. Bij het pakken van de pijl uit de booghand voel je aan het nokje of je de pijl op de goede manier beet hebt. De pijl moet zo worden genokt dat de hanenveer niet langs de boog schaaft. De pijl wordt dan namelijk in zijn vlucht verstoord en de hanenveer kan beschadigd raken.
Om het snelnokken gemakkelijker te maken buigen we de nokjes iets uit met een tang. Dit is eenvoudig te doen en deze simpele handeling maakt het nokken meer dan twee keer zo gemakkelijk en heeft geen invloed op de precisie van de pijl.
We hebben gemerkt dat veel nokjes door het buigen uiteindelijk breken, behalve de Easton Super Standard Nocks. Wij raden deze nokjes dan ook aan. Andere zeer goede nokjes zijn de Koç Nocks.










Pijlpunten
De punten houden we zo simpel mogelijk. Geen stoere historisch correcte punten die breed uitlopen, want bij het snelnokken trekken we de pijlen door onze booghand en als de punt breder is dan de schacht blijft de pijl daar dus achter haken. We zouden dan bij iedere pijl die we trekken onze vuist open moeten doen en dat maakt het niet echt gemakkelijk.
Van groot belang is dat de punt geen scherpe randen heeft, dat is namelijk illegaal in Nederland.
Voor onze sport is het handig om de punten even op een schuurband of een schuurmachine te houden, zodat een plat vlak van ongeveer een halve millimeter ontstaat. Het staat namelijk vast dat je je boog (en soms ook jezelf) bij het aanleren van de snelnoktechniek bijzonder vaak met je pijlen zult prikken en dan is het fijn als je punt niet vlijmscherp is. Ook kan het altijd gebeuren dat je punt in aanraking komt met het paard (bij een val of bij een onverwachte beweging) en dan wil je ook geen scherpe punten hebben.
De meest realistische situatie waarbij een scherpe punt nodig is, is een invasie van zombies. Daarom is er eigenlijk geen excuus om de punten niet bot te maken. Bij gebrek aan een schuurmachine kan ook een ijzervijl of een asfaltstraat worden gebruikt, alleen duurt dit wat langer. Probeer de punten wel allemaal even ver af te slijten om te voorkomen dat ze een verschillend gewicht krijgen en je pijlen dus van elkaar gaan afwijken.